Francis Poulenc (1899-1963)- Litanies à la Vierge Noire
Dit werk werd gecomponeerd in de zomer van 1936 nadat Poulenc een bedevaart had gemaakt naar Rocamadour. In Rocamadour staat een eeuwenoud kapelletje, dat gewijd is aan de zwarte Madonna. Poulenc maakte deze bedevaart naar aanleiding van de dood van de jonge franse componist Pierre-Octave Ferroud en zijn hernieuwde belangstelling voor het katholieke geloof. De teksten van deze compositie zijn gebaseerd op de gebeden die in de kapel gepreveld werden. De muziek is deels eenstemmig, deels driestemmig gezet in een homofone stijl. Het werk begint zeer rustig en verstild, komt vervolgens tot een enorme climax en eindigt weer zeer verstild met een Agnus Dei. De orgelpartij geeft alleen ondersteuning voor de zangpartij en af en toe een kort tussenspel.
Francis Poulenc (1899-1963) - Quatre petites Prières
Dit werk is een van de hoogtepunten in het repertoire van mannenkoormuziek. De Quatre petites Prières werden gecomponeerd in 1948 voor het mannenklooster van Champfleury, waar de de achterneef van Poulenc monnik was. Poulenc schreef in een brief: "Natuurlijk vereer ik Saint Francois, maar hij maakt mij ook een beetje bang. Ik wil een daad van onderdanigheid stellen, door zijn gebeden op muziek te zetten." Net als de Litanies zijn de prières zettingen van boerengebeden. De muzikale structuur bestaat uit korte muzikale ideeën gezet in een quasi-modale tonaliteit.
Maurice Duruflé - Requiem
Het requiem ontstond in 1947 en is geschreven voor vierstemmigkoor (satb), sopraansolo, baritonsolo, orgel en orkest. Er bestaan drie versies van dit werk, namelijk: de versie voor groot orkest, koor, solisten en orgel, de versie voor klein orkest ( bestaat uit drie trompetten, pauken, harp, strijkers en orgel), solisten en koor. En een versie met allen orgel als begeleiding. De tekst is gebaseerd op de liturgie van de overleden, welke begint met de tekst requiem aeternam. Het werk komt voort uit de traditie van het requien van G. Fauré. De sequens Dies Irae ontbreekt net zoals bij Fauré zodat het werk minder dramatisch wordt en een meer lyrisch en troostrijk karakter krijgt. Het grootste gedeelte van het requiem is gebaseerd op gregoriaans melodieën uit de dodenmis, die Duruflé letterlijk overneemt en plaatst in een modale context.
Maurice Duruflé - Quatre motets sur des thèmes grégoriens op. 10
Zoals in het requiem van Duruflé zijn de motetten opus 10 volledig gebaseerd op gregoriaans thema’s. Duruflé droeg deze composities op aan de directeur van het gregoriaanse instituut in Parijs, Auguste Le Guennant. Elk stuk is als een motet gecomponeerd en de stemmen imiteren elkaar. Aan elk van de vier motetten laat de componist in de partituur het gregoriaanse thema voorafgaan. De vier motetten zijn niet geschreven voor de concertzaal, maar voor gebruik in de kerk, waar ze op een natuurlijke manier in de liturgie ingevoegd kunnen worden.
Organist:
Erwin Wiersinga
Solisten:
Barbara Kozelj, mezzo-sopraan
Patrick G. Pranger, bariton
M.m.v. Conservatoriumorkest